Tranende franjehoed
Tranende franjehoed | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Lacrymaria lacrymabunda (Bull.) Pat. (1887) | |||||||||||||||
Synoniemen | |||||||||||||||
Psathyrella lacrymabunda, Psathyrella velutina en Lacrymaria velutina | |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
|
De tranende franjehoed (Lacrymaria lacrymabunda) is een schimmel uit de familie Psathyrellaceae. Hij leeft saprotroof op humeuze grond in parken, tuinen en loofbossen op voedselrijke, zandige, lemige bodems en klei, vaak op verstoorde plaatsen, bijvoorbeeld langs padranden en parkeerterreinen.[1]
Eigenschappen
Uiterlijke kenmerken
- Hoed
De hoed heeft een doorsnede van 4-6 cm en is klokvormig of half bolvormig. De kleur is geelachtig bruin of iets donkerder. De hoed is vezelig en is voorzien van velum aan de rand.
- Steel
De steel is 6-7 cm hoog en 5-8 mm dik. Het heeft dezelfde (of een iets lichtere) kleur als de hoed. De steel kan vezelig of schubbig zijn. Het is witachtig en is voorzien van bruine banden.
- Lamellen
De lamellen zijn bijna zwart en vaak gevlekt. De randen zijn wit, waaraan bij vochtig weer waterdruppels blijven hangen. Aan deze eigenschap dankt de tranende franjehoed zijn naam.
Microscopische kenmerken
De sporen zijn citroenvormig, grof zwart, meten 8-11,5 × 5-6,5 micrometer en hebben een grote kiempore. De cheilocystiden zijn knotsvormig.
Verspreiding
De tranende franjehoed komt in Nederland zeer algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en is niet bedreigd.
Culinaire waarde
De tranende franjehoed is eetbaar, maar geen bijzonder goede eetbare paddenstoel vanwege de muffe nasmaak.
Foto's
- Lamellen
- Sporen
- ↑ NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen